Zingen en Kanker
Marijke Lucassen april 2020
In zijn column voor het centrum voor Stembevrijding doet Jan Kortie een pleidooi om gelukkig te zijn, juist in deze tijd. Hij haalt hierbij de quote van de onlangs aan kanker overleden Bob Fosko aan: “mijn enige verweer tegen deze ellende is geluk”.
Jan stelt hierbij de vragen: “hebben we dat dan in de hand” en “hoort dat wel, gelukkig zijn als anderen lijden”? En natuurlijk legt hij de relatie met zingen, om ons te uiten. En juist deze column zet mij aan om op te schrijven hoe het mij vergaat in deze bijzondere tijd.
Ik denk dat we kunnen stellen dat in ieders leven op dit moment ervaringen zijn die nieuw en anders zijn. We worden uitgedaagd om ons te verhouden tot een nieuwe, tijdelijke(?) realiteit. Voor mij persoonlijk, ik was al even aan het oefenen.
Ruim een jaar geleden kreeg ik de diagnose borstkanker. Na een jaar behandeling en doorgaan met werken en leven (4 weken met de camper door Amerika), volgde onlangs toch die verminkende operatie en een slechte uitslag. Chemokuren moesten nu toch worden ingezet. Als toetje volgen nog een operatie en bestraling. Objectief gezien kun je dus zeggen dat ik lijd, en dat ik misschien wel recht van spreken heb om iets te zeggen over dankbaarheid en gelukkig zijn?
Op de dag dat Nederland in “intelligente lockdown” ging had ik mijn eerste chemokuur. Mijn eigen wereld werd steeds kleiner, want je ziek voelen trekt je naar binnen, letterlijk en figuurlijk. Het gaat alleen nog maar over het verduren van de lichamelijke ellende, een dunne lijn tussen er kunnen zijn en volledig terugtrekken.
Sinds deze dag drijf ik rond in een bubbel; deze bubbel omhult mij, als een soort draagzak. Ze wiegt me. Hier zijn geen gedachten, geen verlangens, geen gevoelens, geen weerstand. Er is geen geluid op deze plek. Ze beschermt mij en helpt me de dag door. Dagenlang helpt ze mij te verduren. Soms piept er een sliertje licht doorheen dat mij als een soort zachte veer aantikt en liefdevol vraagt “hé ben je er nog”? En langzaam krabbel ik uit mijn bubbel, voetje voor voetje die andere kleine wereld in.
Maar ieders wereld werd kleiner op deze dag, ofwel door de social distancing of door de hyperfocus in het werken in zorg en andere vitale beroepen. Wat gebeurt er in die kleine, veranderde wereld buiten mijn bubbel om? Mijn volwassen kinderen werken 24/7 in de zorg en die zie ik dus niet; mijn man werkt weliswaar thuis, maar is 24/7 aan het crisis managen in de zorg. Verder is het stil buiten, geen vliegtuigen en praktisch geen verkeer dus ik wordt in de ochtend wakker van het geluid van de vogels in de tuin. Geen mensen die langs kunnen komen in deze tijd, waar ik gezien mijn situatie eigenlijk heel blij om ben. Maar ook geen verhalen van reizen, feesten of andere fijne bijeenkomsten waar ik noodgedwongen niet aan mee kan doen.
En juist die veranderde buitenwereld troost mij. Ik voel me er minder alleen door. Niet in de zin van dat ik blij ben dat niemand er nu op uit kan, net als ik. Wel in de zin van verbondenheid. We zoeken allemaal een andere manier om toch dichtbij de ander te zijn. Ons hart openen voor de ander. We voelen immers pas dat we echt leven in onze relatie en verbondenheid met anderen.
En kruipend uit mijn eigen draagzak ondervind ik zoveel moois. Ontdaan van alles waar ik dacht invloed op te hebben sta ik naakt in deze veranderde wereld en kan alleen maar ontvangen. En wat is dat veel. Naast de continue liefde van mijn gezin (mijn binnenring die mijn draagzak omhult) is er veel in de buitenring. Er wordt voor mij gezongen, pianogespeeld, er wordt een prachtige mantra speciaal voor mij gemaakt en driestemmig ingezongen, er wordt een gedicht opgestuurd, ik mag meelezen in het kwetsbare proces van het schrijven van een libretto. En natuurlijk al die bloemen, kaarten, appjes, boeken, steentjes die worden opgestuurd. Wat wordt er naar mij uitgereikt.
En deze binnen- en buitenring helpen mij om uit mijn bubbel te kruipen. Te voelen dat er weer verlangen ontstaat. En dat is deze keer niet naar eten, bingen voor de tv of obsessief lezen. Voorzichtig kruip ik achter de vleugel, mijn lijf nog zwak en ingedoken, en sla een toon aan, en dan nog 1. Mijn linkerhand volgt als vanzelf en heel organisch ontstaat er een melodie. Een melodie die ik nog niet kende, die van ver lijkt te komen. Ergens in het binnenste van mijn draagzak is hij geboren om zich nu naar buiten te werken. Een lied welt op en er komen woorden, of eigenlijk maar twee: leven en nu. Eerst nog schuchter, onderzoekend, maar wonderschoon om vervolgens te eindigen in een kolkende stroom die er uit moet.
En ik voel dat mijn levensstroom weer op gang komt. Ik voel mijn lichaam weer gaan tintelen, mijn lijf kan zich weer meer uitstrekken, tranen stromen over mijn wangen. Dankbaarheid, dat is wat ik voel. Hier, nu, voor alles wat er is. Voor hetgeen ik kon verduren, voor mijn draagzak, mijn binnen- en buitenring. En ik voel me gelukkig. Ondanks, door en met alles.
En hebben we dit dan in de hand? Hier heb ik het antwoord niet op. Dat zou lijken op een prestatie, knap gedaan. Nee, ik geloof in iets veel groters dat ons draagt, altijd. Een kracht die groter is dan wij. De eenheid die ons verbindt en dat het leven altijd, hoe onbegrijpelijk of wonderlijk ook, vóór ons werkt en nooit tegen. Ervaren dat dit mij toevalt vervult me met grote dankbaarheid en maakt me gelukkig.